2013Jeugdige delinquenten met een LVB Ongewoon moeilijk
"Vanaf 2006 is al duidelijk wat het probleem is: in opeenvolgende persoonlijkheidsonderzoeken komt steeds als conclusie naar voren dat Joshua licht verstandelijk beperkt is met gedragsproblemen. Hij heeft in Den Engh gezeten, in Emaus, na zijn 18de verjaardag bij herhaling in een psychiatrisch ziekenhuis. En steeds wordt hij op straat gezet. SGLVG-problematiek van de bovenste plank. Hij zit nu in een instelling die een behandeling biedt die is toegesneden op zijn gedrag en mogelijkheden. Alleen gelooft Joshua nergens meer in. In april zal ik voor de vijfde achtereenvolgende keer hem opzoeken om zijn verjaardag te vieren in het gevang. Zijn 27ste verjaardag. En voor wie de afkorting niet kent: Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt." Mr. Ad de Beer, officier van justitie te Rotterdam en tevens redactielid van het maandblad PROCES. In: Proces 2015, p. 64.
Ook binnen de reclassering is er de laatste jaren meer aandacht voor de groep mensen met een licht verstandelijke beperking. Naast een benedengemiddeld IQ (50-85) hebben zij moeite om zich staande te houden in allerlei sociale situaties. In het nieuwe Adolescentenstrafrecht (2014) is onder meer vastgelegd dat voor jongeren van 18 tot 23 jaar het jeugdstrafrecht kan gelden, afhankelijk van hun ontwikkelingsleeftijd. In de toelichting wordt hierbij expliciet de groep delinquenten met een LVB genoemd.
Vanouds werden mensen, die wat traag waren van begrip of die moeite hadden met het dragen van verantwoordelijkheid, met een zekere vanzelfsprekendheid geïntegreerd binnen de leefverbanden waarvan zij deel uitmaakten. Na de Tweede Wereldoorlog begon het wetenschappelijk onderzoek. In 1969 werd in Amerika het congres “The Six-Hour Retarded Child” georganiseerd. Aanleiding was de bevinding dat jeugdigen uit achterstandswijken slecht scoorden wanneer op school de intelligentie werd gemeten, terwijl ze in hun eigen leefomgeving bleken te beschikken over een groot adaptief vermogen. Dertig jaar later werd opnieuw aandacht besteed aan deze groep. Er was weinig veranderd en men sprak van “The Forgotten Generation”.
Sinds de jaren negentig wordt anders aangekeken tegen de problematiek van jongeren met een LVB die met justitie in aanraking komen. In het verleden werd vaak moraliserend over deze groep geschreven en medicaliserend gezocht naar oplossingen. Nu wordt vooral gezocht naar mogelijkheden om hen te ondersteunen zonder tekort te doen aan hun authenticiteit en vrijheid. Bij het geven van ondersteuning is het uitgangspunt dat deze mensen in de samenleving een plaats toekomt als volwaardige burgers. Dat in de afgelopen decennia de aandacht voor deze groep binnen de strafrechtsketen aanzienlijk is toegenomen blijkt ook uit congressen, beleidsvoornemens van overheden en talrijke publicaties.
Lang werd gedacht dat een laag IQ een belangrijke verklarende factor was in het ontstaan van crimineel gedrag, maar het wordt steeds duidelijker dat omstandigheden en adaptief vermogen ook factoren zijn van betekenis. Tegelijkertijd spelen algemene maatschappelijke ontwikkelingen een rol, zoals de voortschrijdende individualisering, de toenemende complexiteit van de samenleving, de groeiende intolerantie jegens overlast en de sterke nadruk op zelfredzaamheid. Het gevolg is dat het aantal mensen met een LVB binnen de strafrechtsketen toeneemt.
Over het vóórkomen van LVB onder de reclasseringspopulatie zijn geen harde gegevens beschikbaar. Binnen de volwassenreclassering wordt het percentage cliënten met een LVB geschat op 15-25 procent. Binnen de jeugdreclassering worden jongeren met een LVB begeleid door de reguliere reclasseringsinstanties én door een aantal Landelijk Werkende Instellingen (LWI’s). Bij een van deze LWI’s, de William Schrikker Groep, werd in 2002 een reclasseringsafdeling opgericht, die zich specifiek richt op jongeren met (ouders met) een beperking. Deze groep maakte in 2011 zo’n 10 procent van de jeugdige reclasseringscliënten uit. Hoeveel jongeren met een LVB onder de zorg van een van de andere reclasseringsinstellingen vielen, is niet bekend.
Veel LVB-gerelateerde kenmerken, zoals een lage sociaaleconomische status, weinig prosociale rolmodellen, gebrek aan dagbesteding en een slechte woonomgeving, staan bekend als criminogene factor. Recent onderzoek toont aan dat deze factoren recidive net zo goed voorspellen bij delinquenten met een LVB als bij normaalbegaafde delinquenten. Het reclasseringswerk richt zich bij deze groep dan ook op dezelfde problemen.
Het binnen het reclasseringswerk dominante Risk-Needs-Responsivity model stelt echter ook dat één van de voorwaarden voor effectieve aanpak van recidive is dat deze aansluit bij de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. Op dit vlak is aanpassing dus wel degelijk noodzakelijk. Hiertoe is in de afgelopen jaren een beperkt aantal interventies ontwikkeld die zich specifiek richten op recidivevermindering bij delinquenten met een LVB. Het Landelijk Kenniscentrum LVB heeft verder een richtlijn ontwikkeld die aangeeft waar interventies gericht op mensen met een LVB aan moeten voldoen om effectief te kunnen zijn.
Een bottleneck in het aanbieden van een aangepaste bejegening van delinquenten met een LVB was tot voor kort, dat het lastig was deze delinquenten te herkennen. De recente ontwikkeling van een screeningsinstrument LVB (de SCIL) voor volwassenen in 2013 en voor jeugd (14-17 jaar) in 2015 zou hier in de toekomst verandering in moeten brengen.
Publicatiedatum: 17-11-2014
Datum laatste wijziging :29-10-2015
Auteur(s): Hendrien Kaal, Ton Kaal,