1916 Rooms Katholieke Reclasseringsvereniging Verzuiling en ontzuiling van de reclassering |
|
"Ervaren zielzorgers waarschuwden nadrukkelijk tegen alle opdringen van de godsdienst. Toch weerhield dat ervaren reclasseerders niet in de oude trant 'de werkers in de reclasseringswijngaard' de zorg voor de ziel van de gedetineerde als eerste plicht voor te houden. Dit nu had minister Nelissen op 16 december 1916 reeds het werk van de aalmoezenier en niet van de reclasseerder genoemd. Het leidde tot huichelarij, zo waarschuwde hij: de delinkwenten zullen vroomheid gaan veinzen om de hulp van de reclassering te verkrijgen" ‘Bezoeken van gevangenen’ is in de christelijke traditie een van de ‘Zeven werken van barmhartigheid’: “Toen ik gevangen was, kwamen jullie naar mij toe" (Bijbel in gewone taal, Mattheüs XXV, 36). Maar pas in 1916 werd een uitgesproken katholieke reclasseringsvereniging opgericht. Sinds het midden van de negentiende eeuw waren er al katholieken in hoofd- en afdelingsbesturen van het Genootschap tot Zedelijke Verbetering actief geweest en er waren ook altijd wel katholieke celbezoekers geweest. Maar het hield niet over. Katholieken waren vanouds vooral actief in de zorg voor mensen die buiten eigen schuld in moeilijkheden waren gekomen: bejaarden, behoeftige kraamvrouwen, stille armen, of melaatsen in de missiegebieden. Dat een ex-gedetineerde een goed mens kon zijn en een kans verdiende, was moeilijk te geloven. Zou reclasseringswerk het zondebesef niet ondermijnen? Het eerste pleidooi voor een eigen katholieke reclassering klinkt in 1910, het jaar dat de overheid zich structureel met reclassering gaat bezighouden. Reclasseringsinstellingen uit verschillende levensbeschouwelijke achtergronden werden erkend. De overheid ging bijdragen in de kosten. Deze overheidsfinanciering was nog mondjesmaat, maar het begin was er. De reclasseringsregeling werkte als een magneet. In alle grote steden ontstonden binnen, maar ook naast de Sint Vincentiusvereniging, die al sinds 1846 actief was in de armenzorg, commissies en verenigingen. Zij noemden zich: ‘Liefdewerken voor de reclassering van ontslagen gevangenen’. Sobrietas, de in 1898 opgerichte Federatie van katholieke drankbestrijdersverenigingen, kwam de gelederen versterken. De oud-minister A.P.L. Nelissen (1851-1921), geestelijk vader van de Reclasseringsregeling 1910, was een stuwende kracht achter de oprichting in 1916 van de Rooms Katholieke Reclasseeringsvereeniging (RKRV). Maar eerste voorzitter van de nieuwe vereniging werd de Limburgse katholiek Jhr. Charles Ruijs de Beerenbrouck (1873-1936), Vincentiaan, door sommigen ‘rode jonker’ genoemd, lid van de Tweede Kamer en later minister-president van drie kabinetten. De sociaal bewogen priester Alfons Ariëns (1860-1928), pionier van Sobrietas en actief in het organiseren van de Twentse textielarbeiders, speelde een rol op de achtergrond. Dit waren de jaren van groeiend zelfbewustzijn en expansieve dadendrang van katholieke bisschoppen, priesters, politici, religieuzen en leken. Deze beweging – voor een deel ook emancipatiebeweging – dateerde al van eerder. Discriminerende wetten ten aanzien van katholieken waren afgeschaft (1798, 1848) en voor het eerst sinds 1588 mochten katholieken in Nederland weer eigen bisschoppen hebben (1853). De invoering van het algemeen kiesrecht (1917, 1919) beloofde ongekende invloed. Katholieke instellingen en verenigingen rezen als paddenstoelen uit de grond: ziekenhuizen, kerken, scholen, gestichten, internaten. De hoogtijdagen van de verzuiling waren aangebroken (1910-1960). In die context maakte de RKRV zich sterk als exclusief roomse vereniging om katholieke reclassenten ‘zedelijk te verbeteren en te verheffen en hen onder godsdienstig en maatschappelijk toezicht weder tot goede Christenen te maken”. De RKRV kreeg Den Bosch als vestigingsplaats. De aartsbisschop van Utrecht stelde een geestelijk adviseur aan. Deze adviseur had veel macht en invloed, omdat hij de besluiten van het bestuur moest goedkeuren en contacten onderhield met de kerkelijke leiding. De RKRV was een vrijwilligersorganisatie. Zij boden hulp en steun aan cliënten en hun gezinnen, legden bezoeken af en verschaften lectuur en verstrekten schriftelijke inlichtingen over reclassenten aan justitie. Dit laatste werk werd na de oorlog in snel tempo overgenomen door professionals. In het topjaar 1950 waren er 41 afdelingen met enkele duizenden vrijwilligers, maar in 1965 waren nog 24 afdelingen actief. De RKRV – sinds 1954 Katholieke Reclasseringsvereniging genoemd – heeft bestaan tot 1975. Als gevolg van snel toenemende professionalisering, mogelijk gemaakt door overheidsfinanciering, en algemeen maatschappelijke verschijnselen als secularisatie, ontkerkelijking en ontzuiling, kwam de KRV in een identiteitscrisis. Het draagvlak voor een apart georganiseerde katholieke vereniging viel weg. Ditzelfde proces maakte de Protestants Christelijke Reclasseringsvereniging (PCRV, opgericht in 1928) door. Fusiepartners waren het Genootschap, de KRV, de PCRV en de dr. F.S. Meyers-Vereniging. Zij vormden de Algemene Reclasseringsvereniging – voorloper van het tegenwoordige Reclassering Nederland.. Het Leger des Heils en de Consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs (CAD’s) bleven buiten de fusie.
Publicatiedatum: 17-02-2015
Datum laatste wijziging :14-10-2015 Auteur(s): Marcel Krutzen, Maarten van der Linde (1948-2020), |
|