1997 CRIEM Nota: Criminaliteit bij etnische minderheden Oververtegenwoordiging in foute statistieken |
|
In Nederland wonen veel mensen met een andere culturele achtergrond. Ongeveer één op de vijf Nederlanders heeft één of twee ouders die niet in Nederland zijn geboren (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2012). Bij sommige migrantengroepen in Nederland worden hogere criminaliteitscijfers waargenomen. Het bespreken van de relatie tussen etniciteit en criminaliteit is echter een gevoelig onderwerp. Het gevaar bestaat al snel dat etniciteit op zich als verklaring voor crimineel gedrag wordt gegeven, terwijl in werkelijkheid andere factoren van belang zijn (zoals een lagere sociaal-economische status en mogelijk selectief optreden door politie en justitie). Om stigmatisatie te voorkomen wordt in verschillende West-Europese landen daarom zeer terughoudend omgegaan met het doen van onderzoek naar criminaliteit bij etnische minderheden.
In Nederland wordt, in vergelijking met onder meer België en Duitsland, in meer openheid over dit onderwerp gesproken. Vanaf de jaren zeventig en tachtig zijn studies verricht naar criminaliteit bij Molukse en Surinaamse jongeren. In de jaren negentig (en ook daarbuiten) zijn in opdracht van de overheid studies verricht naar de oorzaken en achtergronden van criminaliteit onder grote migrantengroepen in Nederland. In 1997 heeft dit geleid tot de zogenoemde nota Criminaliteit in relatie tot de Integratie van Etnische Minderheden (CRIEM) van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. In deze nota beschrijven zij de aard, omvang en achtergrond van criminaliteit bij etnische minderheden. Daarbij stellen zij vast dat het probleem ernstig te noemen is en dat preventief integratiebeleid noodzakelijk is om te voorkomen dat migrantenjongeren crimineel gedrag gaan vertonen. In navolging hiervan zijn in verschillende gemeenten projecten opgezet, gericht op voorschoolse educatie, preventie van schooluitval en criminaliteitspreventie bij etnische minderheden. Ook binnen de reclassering vindt vernieuwing plaats als gevolg van de CRIEM-nota. Hierop wordt een specifieke vorm van individuele trajectbegeleiding ontwikkeld voor allochtone jongeren, ITB-CRIEM, naast de bestaande vorm voor autochtone jongeren, ITB-Harde Kern. Een belangrijk verschil is dat ITB-CRIEM bedoeld is voor jongeren die voor het eerst met justitie in aanraking komen of enkele lichte delicten hebben gepleegd, waar ITB-Harde Kern juist bedoeld is voor jongeren met een zwaarder strafblad. De wens is geuit om een op ITB-CRIEM lijkend programma eveneens beschikbaar te stellen voor autochtone jongeren met een mild strafblad; aannemelijk is dat zij er eveneens baat bij kunnen hebben. Het is moeilijk meetbaar wat de effecten zijn van de verschillende CRIEM-projecten. Daarvoor zijn deze projecten te verschillend en is het onderwerp te complex. Er bestaat nog weinig overeenstemming onder wetenschappers over de vraag op welke manier etniciteit precies een rol speelt in de totstandkoming van criminaliteit bij verschillende etnische groepen. Van belang is dat er wel veel kennis is over het werken met verschillende groepen mensen, mede geïnspireerd op ontwikkelingen in de transculturele psychiatrie. Mensen kunnen op veel manieren van elkaar verschillen of juist op elkaar lijken. Etniciteit is een van de vele facetten daarin, naast bijvoorbeeld gender, sociaal milieu of regionale verschillen binnen Nederland. Op een open manier luisteren naar wat de cliënt hierover zelf te vertellen heeft is een van de belangrijkste ingrediënten in het werken met mensen met een andere (etnische) achtergrond. |
|