1890 De ’Nieuwe Richting’
Sociale wetenschappers zien de dader achter de daad.
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
"Onder invloed van de Nieuwe Richting is in deze periode enerzijds een grote toenadering, anderzijds een hevige botsing ontstaan tussen de strafrechtswetenschap en niet-juridische wetenschappen, met name de psychiatrie, de sociologie en de criminologie."
W.P.J. Pompe, Geschiedenis der Nederlandse strafrechtswetenschap sinds de codificatie-beweging, 1956, blz. 351.

Strafrechtgeleerden van de zogeheten Nieuwe Richting pleitten aan het einde van de negentiende eeuw ervoor straf niet langer te zien als vergelding van een schuld, maar als een maatregel die de biologische, psychische of sociale oorzaken van de misdaad moest aanpakken. Straf moest nuttig zijn, en de individuele kenmerken van de dader moesten meewegen bij het bepalen van die straf. Toonaangevende personen van de Nieuwe Richting waren in Duitsland de Oostenrijker Franz von Liszt, in België de jurist Adolphe Prins en in Nederland de welbespraakte jurist G.A. van Hamel

De Nieuwe Richting keerde zich met zijn pleidooi voor ‘persoonsgericht’ strafrecht tegen het ‘daadgerichte’ strafrecht van de Klassieke School. Deze laatste was ontstaan tijdens de codificatie van het recht in de achttiende eeuw als wapen tegen de macht van de vorsten. Het absolutisme van de vorst betekende rechteloosheid van de burger. De filosoof Montesquieu bepleitte de driedeling van de macht: wetgevende-, rechtsprekende- en uitvoerende macht. In het strafrecht werd daarbij het accent gelegd op de rechtsbescherming van de individuele burger tegen de willekeur van de vorst. Dit leidde in Frankrijk tot codificaties (zoals de Code Penal), die ook model stonden voor wetgevingssystemen in andere landen. Rechtszekerheid werd daarbij bevorderd door strakke begripsbepalingen die weinig uitleg behoeven en, in het strafrecht, door tevoren bepaalde delictomschrijvingen. Het streven naar rechtszekerheid en rechtsbescherming voor de burger leidde zo tot een concentratie op dat wat objectiveerbaar was, de daad. Deze daadgerichtheid van het strafrecht had binnen die constellatie een emancipatoir, bescherming biedend doel.

Het ontstaan van de psychiatrie wordt in dezelfde periode geplaatst toen Pinel in 1792, kort na het begin van de Franse Revolutie, de ketenen van de gestoorden wegnam. Doordat hij de tot dan toe bestaande mengeling van ’gestoorden’ en ’marginalen’ van elkaar afsplitste, creëerde hij de categorieën ’gekken’ en ’slechten’ als afzonderlijke grootheden. Hiermee werd de basis gelegd voor een meer humane bejegening van gestoorden in psychiatrische instituten waar specifieke zorg aan hen kon worden geboden. Maar tevens ontstond de vraag of er niet ook mensen waren, die zowel gek als slecht waren. Deze vraag impliceerde de geboorte van de forensische, die zich bezighoudt met gestoorden die een misdrijf hebben gepleegd.

De ruimte voor de forensische psychiatrie, die zich niet zozeer met de daad als wel met de dader bezig wilde houden, was echter bescheiden. Het gecodificeerde strafrecht was immers, vanuit het oogpunt van rechtsbescherming, gericht op de daad en had zo weinig mogelijk oog voor de dader. Verdere ontwikkelingen in de negentiende eeuw, zoals de opkomst van de natuurwetenschappen, legden de basis voor een sterk biologisch en natuurwetenschappelijk georiënteerde psychiatrie, met gedachten over erfelijkheid en degeneratie. In deze periode kon de opvatting ontstaan, dat iemand gedeeltelijk slecht of gek kon zijn. Maar deze opvatting paste niet in het strafrecht van de codificatie, dat weinig mogelijkheden openliet om zich te verdiepen in de dader achter de daad.

De Nieuwe Richting introduceerde een wezenlijk ander gezichtspunt. De kern daarvan was dat sociaal- en gedragswetenschappelijke aspecten in de juridische theorie moeten worden betrokken. Het praktische doel van de Nieuwe Richting was de doelmatige bestrijding van de misdaad. Zij onderkende dat industrialisatie en proletariaatvorming leidden tot groter wordende sociale tegenstellingen en dat mede daardoor behoefte ontstond aan ruimere mogelijkheden voor strafrechtelijk ingrijpen. De forensische psychiatrie zou daarbij de (wetenschappelijke) taak hebben gevaarlijke individuen te selecteren en zo mogelijk te behandelen om het maatschappelijk risico zoveel mogelijk te beperken.

De effecten van de Nieuwe Richting waren daarmee tweevoudig. In de eerste plaats was er niet meer zozeer sprake van rechtsbescherming van de burger, maar van een doeltreffende sociale controle, met als kenmerk een combinatie van verzachting en verharding van de strafrechtspraktijk. In de tweede plaats werd het strafrecht niet meer daadgericht, maar dadergericht; het gaat daarbij niet meer om de vergelding van de daad, maar om een doelmatige bescherming van de samenleving tegen gevaarlijke personen. Hiervoor moest men zich gaan verdiepen in de achtergronden en het privéleven van de verdachte.

De merkwaardige paradox van de Nieuwe Richting is, dat door de behoefte aan sociale beheersing een humane belangstelling voor het individu in zijn wordingsgeschiedenis mogelijk werd. Deze aandacht voor het individu maakte ook de verdere ontwikkeling en bloei van de forensische psychiatrie mogelijk. De relatie tussen de bloei van de forensische psychiatrie en de mate waarin de Nieuwe Richting invloed kreeg lijkt sterk te zijn. In Nederland is de invloed van de Nieuwe Richting groot geweest. Dit kwam onder meer tot uitdrukking in de psychopatenwetten, die in het begin van de twintigste eeuw werden voorbereid en die leidden tot de introductie van de Terbeschikkingstelling van de regering (Tbr) naast de al bestaande mogelijkheden van strafoplegging.

Publicatiedatum: 11-11-2014
Datum laatste wijziging :08-10-2015
Auteur(s): Jaap van Vliet,
Verwante vensters
Verder studeren
  • Herman Franke (1990), Twee eeuwen gevangen. Misdaad en straf in Nederland. Utrecht: Het Spectrum. Aulapocket. Over de Nieuwe Richting blz. 461-485.
Literatuur
  • M.P. Vrij (1954), Practijk en Wetenschap in: Straffen en helpen. Opstellen over berechting en reclassering aangeboden aan Mr Dr N. Muller. Amsterdam/Antwerpen, blz. 331-343.
  • PDF document W.P.J. Pompe (1930), De nieuwe richting in het strafrecht in Nederland, in: Rechtskundig Tijdschrift voor België 1930, blz. 343-350.
  • Jo Deferme (2007), Uit de ketens van de vrijheid. Het debat over de sociale politiek in België, 1886-1914. Universitaire Pers Leuven.
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste