Govert Buijs en Jan Hoogland (red.) Ontzuilde bezieling Transformatie van burgers en maatschappelijke organisaties Boom Bestuurskunde, Den Haag, 2016 ISBN 978-94-6236-538-4 € 35.00 Bestellen |
|
De oude zuilen zijn niet meer, dat is u vast niet ontgaan. Geen katholieke, protestante en humanistische organisaties meer voor het fokken van geiten of het bieden van zorg. Daarmee verdween niet alleen een benepen en top down organisatievorm voor het maatschappelijk leven, maar ook een dominante vorm van ‘bezieling’. Zonder bezieling gaat het niet, dat hebben enkele decennia verstatelijking, professionalisering en vermarkting wel bewezen. Maar hoe moet het dan wel? Kunnen we de civil society ook qua bezieling opnieuw uitvinden? En hoe kan die bezieling er dan uitzien? Over die vragen boog zich een collectief van denkers, voornamelijk werkzaam aan de Vrije Universiteit en andere instituten met een christelijke signatuur. Dat leverde de prachtige en spannende bundel Ontzuilde bezieling op. De bundel heeft een stevige ondertoon: er gaat veel mis, maar die nieuwe burgermoraal komt eraan. Over wat er misgaat, zijn de 15 mannen en 2 vrouwen het in grote lijn wel eens: staat en markt hebben er in combinatie met een geknechte professionaliteit een ongeïnspireerde zooi van gemaakt. Sommige auteurs stellen dat nogal heftig. Zo spreekt Cor van Beuningen van ‘sociocide’, gemeenschapsmoord, een ‘massale en stelselmatige afbraak van de bestaande verbanden en aanwezige engagementen, van individuele en collectieve vermogens in de samenleving’ die heeft geresulteerd in een ‘verzwakte, gefragmenteerde, hufterige en vermoeide samenleving’ (143). Zijn VU-collega Govert Buijs is milder, maar noemt het toch ook nog een vorm van ‘bureaucratisch kwaad’ dat ‘zich geleidelijk invreet in organisaties, geleidelijk de atmosfeer vergiftigt en dan, sluipenderwijs, leidt tot een steeds toenemende vernietiging van sociaal kapitaal’ (202). Anderen zijn nog milder, maar geen van de auteurs heeft er een goed woord voor over. Over het alternatief, de nieuwe burgermoraal, verschillen de meningen sterker. De meeste auteurs zien in de opkomst van een nieuw type burgerinitiatieven hoop gloren, zoals Ronald van Steden die vindt dat ze ‘er in al hun spontaniteit en fluïditeit verrassend anders uitzien dan de middenveldorganisaties die we gewend zijn geraakt. […] Alleen zo’n middenveld kan een solide vertrouwensbasis scheppen voor veilig en bestaanszeker samenleven.’ (106) Anderen zijn sceptischer en dat levert de twee mooiste beschouwingen in de bundel op. De jonge promovendus Robert van Putten pleit voor een meer wetenschappelijke blik, waarin burgerinitiatieven worden geplaatst in moderniseringsprocessen van globalisering, individualisering, informatisering en secularisering. Tegen die achtergrond blijkt al snel dat we anno 2016 te maken hebben met burgers met een ander type identiteit en levenshouding. Laatmoderne mensen willen het leven meer individueel vormgeven, niet gebonden aan hun (‘vloeibaar’ geworden) omgeving. Daar is een begin van die nieuwe bezieling te vinden, met als kernbegrippen authenticiteit, zelfexpressie, individualiteit en eigenheid. Centrale waarden zijn duurzaamheid, coöperatie, sociale stabiliteit en greep op je eigen leven. Die krijgen vorm in collaborative communities. Eenzelfde begrip hanteert Willem Trommel in een ultieme poging om zijn cynisme over de ‘tenenkrommende newspeak’ en de ‘bizarre politieke propaganda’ (147) van de participatie-samenleving de baas te worden. Wat hij met enige inspanning ziet opkomen is een ‘voorbode van beter passend bestuur’. Zoals in het bedrijfsleven een nieuw type organisatievorm opkomt (de collaboratives: probleemgericht, met een diep besef van wederzijdse kennisafhankelijkheid en een innovatiegerichte bereidheid tot delen) zou er ook in de publieke sector iets kunnen ontstaan als crafting communities. Dat betekent niet dat we kritiekloos alles moeten bejubelen wat van onderop komt, maar gericht aan de slag moeten met het genereren van nieuwe oplossingen in een combinatie van publieke ambachtelijkheid en bestuurlijke behoedzaamheid. ‘Het is nu vooral een kwestie van ambachtelijkheid om uit te vinden welke “restanten” van het institutionele verleden nog bruikbaar zijn, hoe nieuwe maatschappelijke zorgpraktijken hierop kunnen aansluiten en welke aanpassingen van het professionele handelen dit vereist.’ (155) En zo is bezieling anno 2016 vele malen praktischer en collectiever dan de van bovenaf in individuen ingeblazen geest van voorheen. |
|