1982 Kijkduinconferentie Overheidsbeleid tegen seksueel geweld |
|
‘"Uitgangspunt voor het te ontwikkelen samenhangend beleid met betrekking tot seksueel geweld is, dat het gebruik van (seksueel) geweld van mannen jegens vrouwen voortvloeit uit de maatschappelijk onderdrukte positie van vrouwen”. (Staatssecretaris Hedy D’Ancona, 1982) De vrouwenbeweging van eind twintigste eeuw is één van de meest succesvolle sociale bewegingen geweest en heeft grote invloed gehad op het beleid gericht op het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen. Vanaf de jaren zeventig weerklonk steeds luider de oproep tot verzet tegen traditionele sekseverhoudingen en geweld. In 1974 opende in Amsterdam het eerste Blijf van m’n Lijf-huis en al snel volgden meerdere steden in het land. Ook startten in verschillende plaatsen telefonische hulplijnen en opvanggroepen voor verkrachte vrouwen. Door de toeloop van slachtoffers werd geweld tegen vrouwen in de jaren zeventig en tachtig steeds zichtbaarder. Hulp werd urgent en de Nederlandse verzorgingsstaat stond voor een maatschappelijk probleem: wat kon en moest de overheid hieraan doen? De overheid voerde sinds 1975 (kabinet Den Uyl) een emancipatiebeleid dat zich vooral richtte op het doorbreken van een ongelijke machtsverdeling tussen mannen en vrouwen en het inhalen van achterstanden. Voor de vrouwenbeweging ging het beleid niet ver genoeg en zij vestigde de aandacht op seksueel geweld als gevolg van de onderdrukte positie van vrouwen. In 1981 werd door de Tweede Kamer de motie van kamerlid Van der Spek (PSP) aangenomen waarin de regering werd opgeroepen om het geweld van mannen tegen vrouwen tot beleidsprioriteit te maken. De toenmalige staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZ&W), Hedy d’Ancona (kabinet Van Agt II), nam de motie van Van der Spek ter harte. Als feministisch pionier (o.a. mede oprichter van de actiegroep ‘Man Vrouw Maatschappij’ en het eerste feministische maandblad ‘Opzij’) initieerde zij de eerste studieconferentie over geweld tegen vrouwen in Kijkduin (7 en 8 juni 1982). Tijdens de Kijkduinconferentie wisselden ambtenaren, parlementariërs, wetenschappers en vertegenwoordigers van vrouwengroepen kennis en ideeën uit over de samenhang tussen geweld en machtsongelijkheid. De uitkomsten van de conferentie zijn door het ministerie SZ&W gepubliceerd in een uitgebreid verslag. De Kijkduinconferentie bleek een kantelpunt. Sindsdien zijn overheidsbeleid en regelgeving op het terrein van geweld tegen vrouwen en meisjes niet meer weg te denken. In 1983 bracht het kabinet Lubbers I een voorlopige beleidsnota uit over de bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes. De uitgangspunten in deze nota zijn in 1984 overgenomen in het beleid ‘Bestrijding van sexueel geweld’. Tal van maatregelen volgden en in opdracht van de overheid is veel onderzoek gedaan. De wetgeving is aangepast, waaronder de strafbaarstelling van verkrachting in het huwelijk en de aanscherping van het strafrecht over seksueel misbruik van kinderen (1991). De aandacht voor seksueel geweld, vrouwenhulpverlening en deskundigheidsbevordering van hulpverleners groeide. Vanaf de jaren negentig stonden ketensamenwerking tussen verschillende disciplines (bijvoorbeeld opvanghuizen, hulpverlening en politie) en integratie van kennis met betrekking tot seksueel geweld centraal. Dankzij overheidssteun nam de vrouwenopvang een innovatieve en coördinerende rol op zich in de ketensamenwerking. Vanaf eind jaren negentig maakte de aandacht voor geweld tegen vrouwen en meisjes plaats voor een analyse van geweld in huiselijke kring. In 2001 nam het kabinet Kok II deze verschuiving over, ‘huiselijk geweld’ kwam onder Justitie te vallen en werd primair een veiligheidsissue. Sindsdien kregen met name de politie en de lokale Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld een preventietaak. Hoewel het beleid doorzette, werd het oorspronkelijke uitgangspunt dat geweld tegen vrouwen samenhangt met maatschappelijke sekse-ongelijkheid steeds meer losgelaten. Anno 2015 zijn verschillende ministeries betrokken bij ‘geweld in afhankelijkheidsrelaties’ (GIA). Hieronder vallen alle vormen van geweld in zowel huiselijke kring als in een professionele of vrijwillige setting (bijvoorbeeld zorg en onderwijs). De aanpak van GIA richt zich op alle slachtoffers ongeacht leeftijd, sekse, seksuele voorkeur of etnische achtergrond. Verschillende vrouwenopvangorganisaties maken zich zorgen dat met deze brede scope het emancipatorisch gezichtspunt op geweld tegen vrouwen op de achtergrond dreigt te raken. De toekomst zal uitwijzen hoe een samenhangend beleid gerealiseerd zal worden en de machtsongelijkheid tussen mannen vrouwen onder de aandacht blijft. |
|