1980 Lesbisch-specifieke hulpverlening Een beetje normaler worden |
|
Lesbisch zijn was tot in de jaren zeventig vooral een eenzaam avontuur. Hulpverlening voor homoseksuelen was vooral gericht op mannen. Seksualiteit tussen vrouwen was voor velen onvoorstelbaar waardoor lesbische vrouwen lange tijd onzichtbaar waren. Ook in de vrouwenbeweging duurde het een kleine tien jaar voordat er ruimte kwam voor lesbische vrouwen.
De in 1967 opgerichte Schorerstichting heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de lesbisch-specifieke hulpverlening. De stichting is vernoemd naar jonkheer Jacob Schorer (1866-1957) die aan het begin van de twintigste eeuw de strafbaarheid van homoseksualiteit aanvocht. De nog steeds bestaande stichting was het eerste consultatiebureau voor homoseksualiteit in Amsterdam. De Schorerstichting verspreidde de emancipatoire visie dat alle therapieën gericht moesten zijn op zelfacceptatie en dat de problemen met homoseksualiteit niet inherent zijn aan homoseksualiteit zelf, maar voortkomen uit de negatieve beelden die hierover in de samenleving ontstaan. De lesbisch-specifieke hulpverlening heeft haar wortels niet alleen in de homo-specifieke hulpverlening liggen, maar ook in de vrouwenhulpverlening. Bij het ontstaan en ontwikkelen van de vrouwenhulpverlening speelden veel lesbische vrouwen een rol. Zij realiseerden zich al vrij snel dat hun problemen in de bestaande praatgroepen niet ter sprake kwamen. Over seksuele oriëntatie en de invloed daarvan op de leefstijl en persoonlijke geschiedenis werd niet gesproken. Bovendien waren lesbische vrouwen voor hun status en inkomen niet afhankelijk van een man en waren zij veel minder gericht op het krijgen van kinderen. Het duurde nog tot in de jaren tachtig voordat er specifiek aandacht kwam voor lesbische hulpverlening. In deze periode kwam er in de gehele vrouwenbeweging overigens behoefte aan diversiteit. Niet alleen lesbische, maar bijvoorbeeld ook zwarte vrouwen, herkenden zich niet in het algemene beeld dat van vrouwenlevens werd geschetst. Zij brachten vanaf dat moment steeds vaker het verschil in ervaringen en maatschappelijke positie ter sprake en eisten een eigen plek op. Hierdoor doorbraken vrouwen ook het mannenbolwerk dat de homo-emancipatie beweging vanaf de jaren zestig was geweest. Het gevolg van de behoefte aan diversiteit zorgde soms ook voor pijnlijke confrontaties en afscheid van het gevoel van verbondenheid met alle vrouwen dat voorheen leidend was geweest. Er ontwikkelde zich een aanbod van lesbisch-specifieke hulpverlening. Naast de bondgenotengroepen bezochten lesbische vrouwen in de jaren tachtig in groten getale weekenden met lesbische thema’s. Ook het hoger onderwijs besteedde aandacht aan lesbische hulpverlening. Hogeschool De Horst startte in 1984 de leergang Vrouw en Welzijn en het opleidingsinstituut Leergangen Vrouwenhulpverlening bood eind jaren tachtig een cursus aan voor lesbische hulpverleensters. Daarnaast vestigden zich in verschillende steden (gezondheids)centra waar therapie en andere hulpverlening aan lesbische vrouwen werd geboden. Bijvoorbeeld Katrijn en Aletta in Utrecht, Balsemien in Den Bosch en Kassandra in Eindhoven. Lesbisch-specifieke hulpverlening bestaat nog steeds, zij het in veel kleinere vorm en meer op individuele basis dan in de jaren tachtig. Hulpverleners die zich met deze vorm van hulpverlening bezighouden vinden echter dat homoseksualiteit nog steeds niet helemaal is geaccepteerd. Door enkelen is zelfs geconstateerd dat de specifieke aandacht voor lesbische vrouwen is afgenomen en dat zij weer onzichtbaarder worden. Om de acceptatie van lesbische vrouwen te bevorderen is in 2006 de stichting Ondersteboven opgericht. Daarnaast zijn er in Nederland verschillende therapeutes actief die lesbische hulpverlening bieden. |
|