1958Telefonische hulpverlening start in Rotterdam De opkomst van nieuwe technologieën
Graham Bell ontwikkelde de telefoon op het einde van de 19e eeuw, maar de innovatie kwam pas enkele decennia later commercieel beschikbaar in Nederland. Eigenlijk is er pas sprake van een redelijke verspreiding van bezit na de Tweede Wereldoorlog, voordien waren er slechts weinig mensen die thuis telefoon hadden. Zo was er in Rotterdam en Amsterdam in 1939 maar een telefoondichtheid (aantal telefoonabonnees per 100 inwoners) van ongeveer 5. In 2005 lag die dichtheid op 143, in het mobiele telefoontijdperk is die verhouding ver,oedelijk verviervoudigd .
Reeds in een vroeg stadium heeft de sociaal-werk-professie stilgestaan bij de mogelijke problemen die dit nieuwe medium meebracht. Zo was er aandacht voor de ‘morele verloedering’ van meisjes die in de telefooncentrales werkten. De aandacht ging evenwel niet in hoofdzaak naar nieuwe ‘kommer en kwel’, maar naar de nieuwe mogelijkheden van het medium, zoals telefonische hulpverlening. Hulpverlening werd mogelijk over lange afstand, en kon ook eenvoudiger buiten kantooruren aangeboden worden. Bovendien was de anonimiteit van een telefonische hulpverlening voor sommige hulpvragers aantrekkelijk. Men was minder zichtbaar, men was minder vatbaar voor schaamte of sociale controle en kon eerlijker over de probleemsituatie praten.
De eerste SOS-telefoon werd in 1906 te New York in het leven geroepen door een doopsgezind predikant, Harry Warren, die via dit moderne technische medium hulp wilde bieden aan personen die zich eenzaam en levensmoe voelden en voor hun nood nog slechts een uitweg zagen in de zelfmoord. Ook in Europa werd in de twintiger jaren een soortgelijk initiatief genomen in Berlijn, waar de sociaal bewogen priester Carl Sonnenschein een permanent bezette telefoonpost organiseerde voor mensen, die leefden onder de druk van sociale en geestelijke nood.
Maar de beslissende doorbraak voor de wereldwijde verbreiding van telefonische hulpdiensten kwam pas na de Tweede Wereldoorlog toen begin jaren vijftig in Londen een professionele telefonische lijn werd geopend, vooral gericht om mensen om mensen met zelfmoordgedachten te woord te staan. Het initiatief kwam van een anglicaans geestelijke in een voorstad van Londen, die zeer verontrust was over het toenemend aantal zelfmoorden. Toen in 1953 een jong meisje uit zijn eigen parochie zich het leven benam, plaatste hij in een groot dagblad een advertentie: "Bel mij op voordat U zelfmoord pleegt". Er kwamen daarop zoveel reacties, dat hij aan zijn bisschop om overplaatsing verzocht naar een parochie in de Londense City. Daar, in de sacristie van zijn kerk, ontstond de eerste S.O.S.-dienst van het type, dat in veel landen navolging vond.
Nederland volgde in 1958, in Rotterdam, de officiële oprichtingsdatum is 10 december 1958. Het telefoonnummer was 121414, een nummer dat al snel bekendheid kreeg in Rotterdam, niet in de laatste plaats omdat het op de voorkant van de telefoongidsen werd vermeld. Het initiatief kwam van de predikant Henk Teutscher, die een jaar eerder een bezoek had gebracht aan Berlijn, waar hij in contact kwam met het werk van Klaus Thomas. Hij ontdekte dat door het openstellen van een telefoonlijn het aantal zelfmoorden met maar liefst 90 procent was teruggelopen. De opzet van het Rotterdamse initiatief was, zoals ook in andere landen, aanvankelijk professioneel van aard.
Teutscher daarover: "De problemen, waarmee we worden geconfronteerd, zijn te ingrijpend. Daarom kunnen we ook geen beunhazerij gebruiken. De telefonische hulpdienst is ingebouwd in de interkerkelijke stichting voor geestelijke volksgezondheid, waarvan het bureau is gevestigd in het nieuwe gebouw van de GGD in Rotterdam-Zuid. We hebben een psychiater aangetrokken en we beschikken over maatschappelijke werksters en werkers. Zij zijn het, die met hen, die om hulp vragen, in contact treden. De telefonisten zijn slechts voorposten, die beslist zelf niets afhandelen.’ (Leeuwarder Courant, 28 maart 1959) Overigens ging het niet alleen om telefonische contacten, mensen konden ook brieven schrijven, wat in de begin jaren veelvuldig gebeurde.
Andere steden volgden snel. Den Haag, Haarlem, Utrecht, Zaandam, Amsterdam. Nederland was in deze jaren nog geheel in de ban van de verzuuling. De meeste initiatieven kwamen ook voort uit kerkelijke organisaties voor maatschappelijk werk of pastorale zielzorg. Mensen in nood hadden natuurlijk weinig boodschap aan de levensbeschouwelijke overtuiging van de geen die ze aan de lijn kregen. De Amsterdamse hulplijn die op 8 mei 1961 onder de naam Wegwijzer werd opgericht was dan ook bewust een samenwerkingsverband over alle religieuze scheidslijnen heen.
Op kerstavond van 1964 bemanden drie geestelijken een telefonische hulplijn in de AVRO radiostudio. Ze wilden zo eenzame burgers helpen. Het werd een succes, en daarom volgde snel de oprichting van stichting Correlatie (sinds de jaren ‘70 Korrelatie) door Dolf Coppes (1925-2001). Nederland was niet alleen met het oprichten van telefonische hulpdiensten, al in 1967 start de International Federation for Telephone Emergency Services (IFOTES).
De activiteiten van Korrelatie groeien snel, en in 1974 wordt de exclusieve relatie met de AVRO verbroken. Korrelatie biedt sindsdien telefonische hulp aan na gevoelige programma’s op televisie van verschillende zenders, ook de commerciële zenders.
De aanvankelijke hoop op de relevantie van telefoon als instrument voor hulpverlening en de behaalde resultaten vertalen zich in een ruimer aanbod. Naast het professionele Korrelatie, is Sensoor, waarin al de lokale S.O.S. Hulplijnen sinds 1 januari 2009 zijn geïntegreerd, de belangrijkste organisatie op dit terrein. Terwijl Korrelatie met beroepskrachten werkt, werken de meeste andere telefonische diensten inmiddels met vrijwilligers. In de loop der jaren zijn er vele categoriale vormen van telefonische hulpverlening bijgekomen, zoals de kindertelefoon (sinds 1979), studententelefoon, holebi-telefoon of de AIDS-telefoon. De laatste jaren is 113-Online, een hulplijn over zelfdoding, steeds belangrijker geworden. Sommige van deze diensten zijn gratis, soms is er sprake van een kleine betaling.
De laatste jaren is deze vorm van technologie-ondersteunde hulpverlening uitgebreid met online hulpverlening, zowel via websites waarop veel voorkomende vragen en antwoorden staan, als via email en chat. Vooral vrouwen en jongeren maken van deze mogelijkheden gebruik. Bij 113 Online en Sensoor kun je zowel bellen als via internet chatcontact zoeken.
Ook maatschappelijk werk organisaties die traditioneel alleen met face-to-face contacten werken, bouwen hulpverlening via digitale media uit. Zo bijvoorbeeld Welzijn Eindhoven, via mailmaat. Landelijk zijn deze initiatieven bereikbaar via de overkoepelende website www.internethulpverlening.nl.
Maar toch, veel hulpverleningsinstellingen schrikken daarvoor terug. In hun ogen is dit type hulpverlening inferieur ten opzichte van de klassieke face-to-face hulpverlening. Je moet elkaar in de ogen kunnen kijken. Die geringschatting is ervoor verantwoordelijk dat dit type hulpverleningstechnologie nog steeds niet optimaal wordt gebruikt. Bijvoorbeeld als het gaat om wachtlijsten. Wat is er tegen om zolang iemand niet in een spreekkamer of lijfelijk geholpen kan worden wel te telefoneren, te mailen of te chatten?
Publicatiedatum: 19-01-2009
Datum laatste wijziging :05-09-2019
Auteur(s): Jan Steyaert,
met aanvullingen van Jos van der Lans