2005 Uniek in de wereld
Europa, inkomensgrenzen en non-profitorganisaties
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Er is geen enkel ander land dat zo veel betaalbare sociale huisvesting heeft gerealiseerd als Nederland. In Nederland is bijna één op de drie woningen een sociale huurwoning. Oostenrijk is goede tweede met bijna een kwart, maar in de meeste westerse landen gaat het om zo’n 10 tot 15 procent van de woningvoorraad.

Daarbij moet wel worden aangetekend dat er geen eenduidige definitie van sociale huurwoningen bestaat. In Nederland is een sociale huurwoning een woning van een woningcorporatie met een huur onder de liberalisatiegrens. In Duitsland is een sociale huurwoning een woning waarbij subsidie wordt verstrekt, onafhankelijk van wie de woning verhuurt. In Zweden bestaan geen sociale huurwoningen, maar (in beginsel voor iedereen toegankelijke) publieke huurwoningen, die door overheidsbedrijven worden verhuurd. In Oost- en Zuid-Europa is een sociale huurwoning gelijk aan armenhuisvesting.

Die stevige voorraad sociale huurwoningen heeft ons land geen windeieren gelegd. Wat wij in Nederland achterstandswijken noemen, gaat eigenlijk vooral over de mensen die er wonen, veel minder over de kwaliteit van de woningen. Sloppenwijken kent Nederland niet. Verloederde straten met dichtgetimmerde deuren en ramen kom je niet tegen. Beroemd is de anekdote van een bezoek aan Rotterdam midden jaren tachtig van de Amerikaanse socioloog William Julius Wilson, de uitvinder van het begrip underclass. Wilson werd bij die gelegenheid door een leger ambtenaren en professionals door de ergste achterstandswijken van Rotterdam geleid. Toen dit verzorgingsstaatpeletonnetje een halfuur met de Amerikaanse zwarte professor op stap was, vroeg hij: ‘Wanneer begint het nu?’ Toen hem vervolgens duidelijk werd gemaakt dat hij er midden in stond, barstte hij in lachen uit: ‘You’re kidding.’ Een groter compliment valt het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid eigenlijk niet te maken.

In plaats van een lichtend voorbeeld is Nederland binnen de Europese Unie vanaf het begin van de eenentwintigste eeuw echter steeds meer als een buitenbeentje te boek komen te staan. In 2005 oordeelde de Europese Commissie (overigens op verzoek van Nederland zelf) onder aanvoering van de Nederlandse commissaris Neelie Kroes dat corporaties met staatssteun huizen verhuren aan mensen met een te hoog inkomen. Hierdoor ontstaat oneerlijke concurrentie met commerciële verhuurders en dat is strijdig, zo liet Kroes aan Den Haag weten, met de regels van ‘Brussel’, vooral omdat corporaties voordelige leningen kunnen sluiten en ook nog eens weinig belasting betalen. Ook het feit dat corporaties zich vanuit deze positie steeds vaker als (semi)commerciële projectontwikkelaar opwierpen was een doorn in het oog van Brussel.

Die mededeling kwam hard aan. Brussel legt een bom onder de Nederlandse volkshuisvesting, kopten de kranten. Woningcorporaties schreeuwden moord en brand over deze ‘inmenging’ en kondigden aan dat als Brussel haar zin kreeg, zij grote delen van de woningvoorraad moesten verkopen, de huren fors zouden stijgen en de nieuwbouw zou stilvallen. Er volgde een zich jaren voortslepend politiek beraad in Brussel.

Uiteindelijk was het minister Eberhard van der Laan die in 2009 een doorbraak wist te forceren. Hij kwam overeen dat er een inkomensgrens gehanteerd zou worden bij het toewijzen van nieuwe woningen. Ten minste 90 procent van de huurwoningen met een huur beneden de maximale huurtoeslaggrens (toen € 648, inmiddels in 2015 € 711) moet bij vrijkomen worden toegewezen aan huishoudens met een inkomen tot € 33.000 (inmiddels bijna € 35.000). Dat betekende dat ruim 40 procent van de Nederlandse huishoudens nog voor een sociale huurwoning in aanmerking blijft komen. De andere 10 procent van de vrijgekomen woningen mocht worden toegewezen aan mensen met een hoger inkomen.

Een belangrijk onderdeel van het akkoord was dat Nederland staatssteun mocht blijven geven voor het bouwen en verhuren van gebouwen die een maatschappelijke functie hebben en die bijdragen aan de leefbaarheid van wijken, zoals brede scholen, wijkcentra of jeugdcentra. Nederland kon de Europese Commissie ervan overtuigen dat maatschappelijk vastgoed in wijken en dorpen zich in de regel niet in de belangstelling mag verheugen van commerciële marktpartijen, terwijl het cruciaal is voor de leefbaarheid.

Wat de gevolgen zouden zijn van deze Europese interventie was moeilijk te voorzien, hoewel het onderzoeksinstituut RIGO al in 2010 waarschuwde dat een grote groep van 650.000 mensne met een middeninkomen door deze beperking nog meer in d eproblemen zou komen. In ieder geval zette deze Europese interventie wel een rem op de commerciële avonturen die steeds meer woningcorporaties sinds de verzelfstandiging waren aangegaan. Met staatssteun actief op de markt opereren is immers in de ogen van Brussel een doodzonde. Toen deze avonturen in een aantal gevallen ook nog eens volledig uit de hand liepen, was het pleit beslecht. Er moest een ‘Berlijnse muur’ worden opgetrokken tussen strikte volkshuisvestelijke sociale werkzaamheden (in jargon DAEB: Diensten van Algemeen Economisch Belang) en commerciële (niet-DAEB) activiteiten.

Dit onderscheid wordt uiteindelijk wettelijk vastgelegd in de herziening van de Woningwet die minister Stef Blok in 2015 door het parlement heeft geloodst. De wet beoogt de woningcorporaties weer bij de volkshuisvestelijke les te brengen: het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen en van bepaald maatschappelijk vastgoed en het uitvoeren van beperkte leefbaarheidstaken. Andere activiteiten worden aan strikte voorwaarden gebonden en moeten van deze kerntaken worden onderscheiden.

In latere reconstructies van de schermutselingen tussen Brussel en Den Haag is wel duidelijk geworden dat Nederland te gemakkelijk is bezweken onder de druk van Kroes. Uiteindelijk toonde zich met het vastleggen van de inkomensgrens op 33.000 euro het braafste jongetje van de klas. Andere landen zijn veel hogere inkomensgrenzen gaan hanteren. In Frankrijk bijvoorbeeld rekent men met een grens van 60.000 euro. Ingewijden hebben duidelijk gemaakt dat Nederland met goede redenen de poot stijf had kunnen houden of voor een veel minder vergaande doelgroepbepaling had kunnen gaan. Maar kennelijk had men daar in Den Haag geen oren naar.
De voorspelling dat de groep middeninkomens ernstig gedupeerd zou worden is vervolgens geheel uitgekomen. Deze huishoudens, waaronder veel onmisbare beroepsgroepen in de publieke dienstverlening zoals onderwijzers, agenten en zorgpersoneel, vielen tussen de wal en het schip en werden door explosief toenemende huren in de vrije sector enorm op kosten gejaagd en uit stedelijke gebieden gedreven waar ze juist zo nodig waren. Sinds de invoering is er dan ook permanent een beweging geweest om de inkomensgrenzen weer op te rekken.

Wat je in het voordeel van de affaire (die in Europa bekend staat als de Dutch case) zou kunnen uitleggen is dat dit door Brussel opgedrongen onderscheid tussen algemeen belang en commercieel (DAEB vs NIET-DAEB) het van oudsher unieke karakter van de Nederlandse volkshuisvesting weer voor het voetlicht haalt. Nederland nam altijd een bijzondere positie in als het ging om het soort organisaties dat sociale huurwoningen aanbiedt. In Nederland zijn non-profitorganisaties (woningcorporaties) de enige aanbieders. In andere landen worden sociale huurwoningen ook verhuurd door gemeentebedrijven, coöperatieve verenigingen en commerciële aanbieders. Wat in de Nederlandse volkshuisvestingssector door de corporaties wordt verdiend, blijft daardoor revolverend, dat wil zeggen: komt de volkshuisvesting weer ten goede.

Publicatiedatum: 18-06-2015
Datum laatste wijziging :14-11-2023
Auteur(s): Jos van der Lans,
Verwante vensters
Verder studeren
Aanvullend materiaal
Links
Video

YouTube, 30 juni 2010 | 'Realiseert de politiek zich wat de gevolgen van deze Europese beschikking zijn?' Dat vraagt Jolanda van der Linde, Hoofd Verhuur- en Bewonerszaken zich af. Deze Aedes-productie brengt de gevolgen van de invoering van de Europese beschikking in beeld.

YouTube | De nieuwe Europese regels die misbruik van sociale huurwoningen moet voor komen schiet in Groningen zijn doel voorbij. Dit zegt Gaaike Euwema van woningcorporatie Nijestee. Sinds 1 januari is vanuit Brussel bepaald dat mensen die meer verdienen dan 34.000 Euro geen sociale huurwoning meer toegewezen mogen krijgen. De Brusselse regels zorgen volgens Nijenstee alleen maar voor administratieve rompslomp, wat veel onnodige kosten met zich meebrengt. Het zorgt er ook niet voor dat mensen met lagere inkomens makkelijker aan een betaalbare huurwoning kunnen komen.

eerste   vorige   homepage   volgende   laatste