1921 Amsterdamse School
Kwaliteitsarchitectuur voor het volk
 
  homepage   volgende   laatste
Steden-bouwkundigen van de geheele wereld komen de producten van onze jongere architecten beschouwen. De trek van belangstellenden is naar de nieuwe arbeiderswijken, kwartieren welke een half jaar geleden gemeden werden door allen, die daar niet thuis behoorden.
Arie Keppler, directeur van de Woningdienst Amsterdam in 1921
Onverholen trots spreekt uit deze bijdrage van Keppler (1876-1941) aan het boek Arbeiderswoningen in Nederland uit 1921. Keppler is directeur van de Gemeentelijke Woningdienst Amsterdam en op dat moment onder andere bezig met woningbouw in Amsterdam-Zuid. Net opgeleverd is het complex De Dageraad van architecten Piet Kramer en Michel de Klerk, gebouwd in de architectuurstijl van de Amsterdamse School. Het staat beschreven in het boek, samen met nog vijftig andere voorbeelden van woningwetbouw tussen 1912 en 1921. Met het voorbeeldboek willen de architecten Berlage, Kromhout en Wils zo veel mogelijk woningbouwverenigingen en gemeenten stimuleren een architect in te schakelen voor volkswoningbouw.

Aandacht voor de architectuur van arbeiderswoningen is een nieuw fenomeen begin twintigste eeuw. Daar zijn ten minste twee redenen voor. Ten eerste is er dankzij rijkssubsidies en -voorschotten voor het eerst financiering beschikbaar voor grotere aantallen woningwetwoningen tegelijk. De rijksoverheid stimuleert in die jaren woningcorporaties tot bouwen, omdat er voor particuliere bouwers weinig meer te verdienen valt. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kost het ineens drie keer zoveel om een huis te bouwen. De particuliere bouwproductie keldert van 23.000 woningen in 1912 tot 2.500 in 1918. De sociale woningbouw stijgt van 2.500 voor de oorlog tot 25.000 woningen in 1921.
Ten tweede zijn er voor het eerst socialisten aan de macht in gemeenteraden van grotere steden. Voor hen is het goed huisvesten van arbeiders topprioriteit: zij moeten ook trots kunnen zijn op hun huis en hun buurt. Mooie arbeiderswoningen zijn een lange neus naar de lelijke en slechte revolutiebouw van particuliere bouwers, uit de tijd dat de liberalen of confessionelen aan de macht waren in de gemeentepolitiek. Bijna gniffelend schrijft Keppler even verderop in zijn stukje dat de particuliere bouwers inmiddels de architectuur en bouworganisatie van de woningwetbouw als voorbeeld nemen. Wat Keppler nog mist in de voorbeeldprojecten: een sterk doorgevoerde normalisatie en standaardisering van de bouw.

Een flink aantal van de in het boek uit 1921 gedocumenteerde complexen en wijken zijn tegenwoordig monument of beschermd stadsgezicht. Daaronder bekende voorbeelden van de architectuurstroming Amsterdamse School: behalve De Dageraad staat ook Het Schip van architect Michel de Klerk erin. Beide complexen trekken nog altijd architectuurliefhebbers uit binnen- en buitenland. In Het Schip is inmiddels het museum van de Amsterdamse School gevestigd.

Het boek bevat ook – inmiddels monumentale – voorbeelden uit de rest van Nederland: de Bloemenbuurt van Willem Marinus Dudok in Hilversum, Vreewijk van verschillende architecten in Rotterdam, het Justus van Effencomplex van Michiel Brinkman in Rotterdam, de Oud-Indische buurt van Antonius van Elmpt in Groningen, de Lessepsbuurt van Flip Hamers in Zuilen, de Metaalbuurt van Henk Hegerif in Apeldoorn en een complex in Mussenberg van architecten Roos en Overeijnder in de wijk Klarendal in Arnhem.

Eind jaren tachtig van de vorige eeuw vormen dit soort voorbeelden opnieuw een inspiratiebron voor de Werkgroep 5x5, een groep wethouders, corporatiedirecteuren, wetenschappers, architecten en bewoners die ontevreden zijn over de kwaliteit van de sociale woningbouw met name in de stadsvernieuwing. Die noemen ze ‘een grote grijze gehaktbal’. Niemand voelt zich meer persoonlijk verantwoordelijk voor kwaliteit door alle voorschriften waaraan moet worden voldaan. De standaardisering in de woningbouw – waar Keppler in 1921 nog reikhalzend naar uitkijkt – is inmiddels te ver doorgeschoten, vindt Werkgroep 5x5.

De werkgroep gaat aan de slag om opnieuw de grondslagen van kwaliteit in volkshuisvesting en stadsontwikkeling te vinden. Die vinden zij zoekgeraakt in de naoorlogse wederopbouwperiode, waarin vooral kwantiteit, functionaliteit en standaardisatie van de woningbouw de boventoon voerden. Volgens de werkgroep begint het ermee dat woningcorporaties en andere opdrachtgevers een visie op de samenleving ontwikkelen voordat zij aan het bouwen slaan. Na een manifest, voorbeeldboeken en een manifestatie in Rotterdam heft 5x5 zichzelf in november 1989 op en gaat over in de Stichting Q, Kwaliteit in de Volkshuisvesting. Die stichting probeert met workshops en excursies gemeentebesturen van middelgrote gemeenten te overtuigen van het belang van kwaliteit in stedenbouw en architectuur voor de samenleving. 21 middelgrote gemeenten sluiten zich aan bij de stichting.

Het past allemaal in een klimaat van aandacht voor de culturele aspecten van de (woning)bouw. Zo publiceren de ministeries van WVC en VROM in 1991 voor het eerst een nota architectuurbeleid. Bestaande en nieuwe lokale architectuurcentra krijgen ondersteuning om de belangstelling voor en kennis over stedenbouw en architectuur te stimuleren, gecoördineerd door de landelijke stichting Architectuur Lokaal.
En met resultaat: in de periode 1990-2005 halen sociale woningbouwprojecten opnieuw (internationale) architectuurtijdschriften en architectuurjaarboeken. Om een paar voorbeelden te noemen: Piraeus KNSM-eiland van Kollhoff en Rapp in Amsterdam, Hoornse Meer deelplan Oost I van Mecanoo Architecten in Groningen, Rietkampen van Kristinsson in Ede, Schippershoek van onder andere Inbo in Zaandam en De Muzen van Atelier Pro in Almere. Wat meehelpt is dat woningcorporaties vanaf de brutering in 1995 op eigen benen staan. Aandacht voor de architectuur van je woningbouwprojecten is bij uitstek een manier om jezelf als organisatie op de kaart te zetten. Net zoals de socialistische gemeentebesturen dat in het begin van de twintigste eeuw deden.

Sinds de economische crisis van 2008 is de sociale woningbouw en renovatie weer terug bij sober en doelmatig, met als extra aandachtspunten duurzaam en energiezuinig. Woningcorporaties moeten terug naar hun kerntaak, zo zuinig mogelijk zijn met hun geld. Daarbij past streven naar een zo efficiënt mogelijk bouwproces. Bijvoorbeeld met conceptbouw waarbij een nieuwbouw- of renovatiepakket al helemaal in de fabriek is voorbereid: standaardisatie ten top.

Publicatiedatum: 04-01-2016
Datum laatste wijziging :23-08-2023
Auteur(s): Margriet Pflug,
Verwante vensters
Verwante huisvesters
Extra De naam Amsterdamse School
Amsterdamse School is een verzamelnaam voor een uitbundige ontwerpstijl uit de periode 1910-1930 van een uiteenlopende groep architecten, interieurontwerpers en beeldhouwers. Ze hebben veel in Amsterdam ontworpen, maar niet alleen daar. Den Haag heeft met de Haagse School zijn eigen variant. En ook in Bergen (NH), Groningen (stad en provincie) en het Gooi is in een verwante stijl gebouwd.
De in Amsterdam invloedrijke architect Jan Gratama (1877-1947) bedacht in 1916 de term, na oplevering van het prestigieuze Scheepvaarthuis aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam, dat ontworpen was door de bevriende architecten Joan van der Mey, Michel de Klerk en Piet Kramer. De ontwerpers gebruikten de benaming Amsterdamse School zelf zelden. Wel deelden ze het idee dat stijl, constructie en decoratie van een gebouw een geheel moeten vormen. Ze hanteerden een sculpturale vormentaal en een rijk kleurgebruik en pasten graag traditionele materialen toe zoals baksteen, dakpannen, natuursteen, glas-in-lood, siersmeedwerk en donkere houtsoorten. Bij woningbouw was niet het individuele huis, maar het bouwblok de ontwerpeenheid. In hun gebouwontwerpen hielden ze er bewust rekening mee hoe je gevels ervaart als je in een snelle tram of auto zit.

Andere Tijden presenteerde in de eerste maanden van 2023 een vierdelige serie waarin Mariëlle Tweebeeke de kijker meeneemt in een reis door de tijd. De vier afleveringen gaan achtereenvolgens over de strijd tegen verkrotting in het begin van de 20e eeuw, het Tuinstadideaal van de jaren 20 en 30, de ‘bouwen bouwen bouwen’-gedachte van de jaren 50 en 60 en tot slot de opkomst van de Vinex-woningen én het marktdenken vanaf de jaren 90.

Klik hier voor de link.
Verder studeren
  • Externe link IISG (2001), Digitaal museum voor de volkshuisvesting Overzicht van de belangrijke ontwikkelingen in de Nederlandse sociale woningbouw in de twintigste eeuw. Het museum toont vijf kenmerkende woningbouwprojecten per periode van tien jaar, zoveel mogelijk verspreid over het hele land.
  • Externe link Noud de Vreeze (1999), Woningbouw, inspiratie en ambities.  Kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland. Nationale Woningraad.
  • Externe link Maristella Casciato (2003), Teh Amsterdam School  Rotterdam: 010 Publishers.
Aanvullend materiaal
  • PDF document Kirsten Hannema (2016), ABCDE van de Amsterdamse School , in: de Volkskrant, 8 januari 2016. Voorbeschouwing op de tentoonstelling over de Amsterdamse School in het Stedelijk Museum Amsterdam vanaf 9 april 2016.
Links
Video

YouTube, 24 jun. 2012 | Amsterdam trok rond 1900 veel mensen op zoek naar werk. In nauwe straten met krotten woonden deze arme arbeiders. Door de Woningwet zou de erbarmelijke situatie veranderen. De Woningwet pleitte voor verbetering van de volkshuisvesting. De krotten werden gesloopt en nieuwe woningen gingen de situatie van de arbeiders verbeteren. Idealistische architecten hebben grote bouwprojecten ontworpen. Zij kenden elkaar uit het atelier van Eduard Cuypers. 'De Amsterdamse School' werd de stijl van deze architecten genoemd. Tussen 1910 en 1930 is door heel Amsterdam in die stijl gebouwd Beelden van Amsterdam in de jaren 20 waarop de krotten in smalle stegen nog te zien zijn. Vervolgens beelden van pas aangebouwde Amsterdamse School architectuur. Ten slotte een interview uit 1975 met Hendrik Wijdeveld, een architect van de Amsterdamse School.

YouTube, 4 sep. 2011 | Impressie van de documentaire (51 min) over het leven en werk van de in de vergetelheid geraakte bouwmeester. Hij was de architect van 'Het Scheepvaarthuis' (1914 opening), het schoolvoorbeeld van de wereldwijd bekende architectuurstroming de Amsterdamse School. Wie was deze inspirerende man die woonde in het Limburgse Geulle en er arm en miskend stierf?

YouTube, 20 juni 2014 | De Amsterdamse School-stijl is ontstaan in de jaren '20 toen een aantal jonge architecten zich begonnen te verzetten tegen de chaotische volkswoningenbouw uit de 19e eeuw. De nog in leven zijnde architect Wijdeveld vertelt (buiten beeld) over de ontwerpen van die tijd. Shots: diverse van Amsterdamse school-gebouwen, Wijdeveld bladert in een fotoboek over architectuur, interieur van de raadszaal van het stadhuis en theater Tuschinski en het Scheepvaarthuis aan de Prins Hendrikkade.

You Tube, 8 nov. 2012 | De pittoreske wijk 'De Mussenberg' werd honderd jaar geleden, in 1911, gebouwd. Het is het eerste project van Volkshuisvesting Arnhem. De wijk is een architectonisch hoogstandje, een zogenaamd 'tuindorp'. Het werd door de Rotterdamse architecten Roos en Overeijnder ontworpen met veel groen. De kleine, donkere en vochtige huisjes van op winst beluste particuliere bouwers maakten door de mogelijkheden van de woningwet uit 1901 plaats voor leefbare woningen met woonkamer, keuken, toilet, slaapkamers en een voor- en achtertuin.

YouTube, 5 sep. 2012 | Het Justus van Effen-complex in de Rotterdamse wijk Spangen is volledig gerenoveerd. Het wooncomplex van Michiel Brinkman uit 1922 voldoet aan de moderne wooneisen, maar ziet er nog steeds zo uit als tijdens de opening in de jaren twintig van de vorige eeuw.

YouTube, 8 apr. 2013 | Dudok-woning in de Hilversumse Bloemenbuurt-Zuid.

 
  homepage   volgende   laatste