|
Marinus Granpré Molière (1883 - 1972)Bijna 30 jaar hoogleraar stedenbouwkunde TH Delft vanaf 1924, ambachtelijk bouwen.Zonder Marinus Jan Granpré Molière (1883-1972) zouden er in Nederland ongetwijfeld een stuk minder knusse volkswijken in rode baksteen zijn gebouwd. Vanaf 1924 was hij bijna 30 jaar hoogleraar (steden)bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft. En in die hoedanigheid heeft hij een paar generaties architecten en stedenbouwkundigen opgeleid en hun ideeën beïnvloed. Van staalskeletbouw en prefab moest hij niks hebben. Molière hield meeslepende colleges over schoonheidsleer, ambachtelijk bouwen en traditionele bouwmaterialen en - vormen. Hij vond dat architectuur menselijk moest zijn en geborgenheid moest bieden. Door zijn lange hoogleraarschap bouwde Molière zelf weinig. In Rotterdam ontwierp hij een deel van de volkswijk Tuindorp Vreewijk, nu in beheer bij woningcorporatie Havensteder en sinds vorig jaar beschermd stadsgezicht. En rond 1922, vlak voordat hij hoogleraar werd, bouwde hij dubbele arbeidershuisjes in het Groningse ontginningsdorp Veelerveen in opdracht van de niet meer bestaande woningbouwvereniging Bellingwolde. Het was in die tijd onrustig op het Groningse platteland met grote loonstakingen onder knechten en veenarbeiders en massaontslagen. De huisjes waren bedoeld voor veenarbeiders, misschien om de sociale onrust wat wind uit de zeilen te nemen. Molière maakte de bakstenen huisjes opvallend ondiep om zoveel mogelijk licht en lucht binnen te laten dringen. De kamers hebben daarom ook ramen aan twee kanten. In hun tijd golden ze als modelwoningen. Tegenwoordig zijn het koophuizen. Molière en zijn geestverwanten speelden onder de verzamelnaam Delftse School een dominante rol in de naoorlogse wederopbouw. Maar uiteindelijk verloor de traditie het eind jaren 50 toch van industriële bouwvormen. Eerder gepubliceerd in Aedes Magazine, nr. 8 / 2013.
Auteur(s): Margriet Pflug,
Biografie |
|