Canon speciaal & passend onderwijs
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten - 1968-2014
Minister van Sociale Zaken Gerard Veldkamp bedacht in 1966 het plan voor een AWBZ
Minister van Sociale Zaken Roolvink loodste in 1967 het wetsvoorstel AWBZ door de Tweede Kamer.
In 1976 worden ook de gezinsvervangende tehuizen onder de AWBZ gebracht.
In de VS begint Ed Roberts in 1972 de beweging voor Independent Living.
Ed Roberts 1939-1995 was pionier van de People with Diabilities Rights Movement.
Het Persoonsgebonden Budget werd ingevoerd door het paarse kabinet Kok.
Staatssecretaris Erica Terpstra introduceerde in 1995 het Persoonsgebonden Budget.
Met de WMO Wet maatschappelijke ondersteuning (2007) begint het overhevelen uit de AWBZ.
De AWBZ heeft landelijke werking; de WMO werkt plaatselijk.
Meldpunt veranderingen in de AWBZ.
De SP op de bres voor de AWBZ.
Verwante vensters
1968 – Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
Van nationaal recht op zorg naar gemeentelijk maatwerk
In 1968 trad de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in werking. De wet regelde de financiering van de langdurige zorg voor onverzekerbare gezondheidsrisico’s (verpleegbehoeftigen, ouderen, gehandicapten, chronisch psychiatrische patiënten). De wet maakte de financiering van allerlei voorzieningen mogelijk op basis van een volksverzekering waarvoor elke werkende Nederlander premie betaalde. In de loop der jaren heeft de AWBZ diverse veranderingen – uitbreiding, inkrimping, flexibilisering, decentralisering – ondergaan, maar het principe waarop de wet is gestoeld is decennialang het fundament geweest waarop de Nederlandse zorg voor mensen met een (ernstige) verstandelijke handicap is gebouwd.
De AWBZ is (evenals de Algemene Bijstandswet) een van de mijlpalen in de ontwikkeling van de naoorlogse welvaarts- annex verzorgingsstaat. De gunst van hulp van gemeente of kerk veranderde met de AWBZ in een verzekerd recht. De AWBZ bevrijdde ouders bijvoorbeeld van de vernederende gesprekken over de financiële bijdrage die ze aan de verzorging van hun gehandicapte kind moesten leveren.
Het aanvankelijke wetsvoorstel van minister G.J.M. Veldkamp was gericht op een volksverzekering gericht op zware medische risico’s. Belangrijke adviesorganen als de Sociaal-Economische Raad, de Ziekenfondsraad en de Centrale Raad voor de Volksgezondheid vonden daarnaast dat financiering van intramurale instellingen prioriteit moest krijgen. De AWBZ zette daarmee de deur open voor de enorme groei van het aantal plaatsen in inrichtingen in de jaren zeventig, wat in zeker opzicht de uitzonderingspositie van mensen met een verstandelijke handicap bevorderde. Dat had iets paradoxaals, want de maatschappelijke trend (zie 1974: Dennendal) wees eerder de andere kant op. De zorg zou zich juist kleinschaliger moeten organiseren en zich moeten richten op integratie in de samenleving in de vorm van dagvoorzieningen en gezinsvervangende tehuizen.
In de loop van de jaren zeventig breidde de AWBZ zich uit naar semimurale en extramurale voorzieningen. Het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk wist in 1973 dagverblijven voor gehandicapten en in 1976 gezinsvervangende tehuizen onder de AWBZ te brengen. Daarmee werd de AWBZ de financiële hoeksteen van vrijwel alle zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De wet bevorderde de oprichting van nieuwe voorzieningen en zorgde voor een steeds betere kwaliteit van zorg.
Toch kwam er steeds meer kritiek op de AWBZ. Het was toch vooral aanbodgestuurde en opgelegde zorg. AWBZ-gefinancierde instellingen sorteerden het aanbod en cliënten moesten zich voegen naar bestaande voorzieningen. Van keuzevrijheid van de cliënt was nauwelijks sprake en er was weinig macht ten opzichte van de instellingen. Verder waren de AWBZ-voorzieningen niet goed op elkaar afgestemd en was de afstemming tussen de AWBZ-voorzieningen en andere verzekeringsstelsels problematisch. De nadruk op aparte instituties had tot gevolg dat mensen met een verstandelijke beperking in een afzonderlijke zorgwereld werden opgesloten en niet aan deelname aan de samenleving toekwamen.
Bovendien bleven de kosten van de AWBZ bijna exponentieel stijgen – tussen 1972 en 2011 zijn de kosten met een factor 25 gegroeid, van ruim 1 miljard tot ruim 25 miljard euro. Vanaf de jaren negentig nam de overheid maatregelen om de steeds stijgende kosten te beheersen en de flexibiliteit van de wet te vergroten. Zo werden substitutieregelingen ingevoerd die instellingen in staat stelden alternatieve zorgvormen aan te bieden. In 1996 werd het persoonsgebonden budget ingevoerd om de cliënt meer keuzevrijheid te bieden. Later werd een methode van zorgzwaartefinanciering (de zogenaamde zzp’en: zorg-zwaarte-pakketten) ingevoerd om de zorg nog meer toe te spitsen op de behoefte van de cliënt.
Daarmee zijn de stijgende kosten niet beteugeld. Nadat de AWBZ decennialang is uitgebreid, heeft de regering een koers ingezet om de reikwijdte van de AWBZ te beperken tot langdurige onverzekerbare risico’s, in feite een terugkeer naar de allereerste gedachte die eind jaren zestig ten grondslag lag aan de wet. Per 1 januari 2015 wordt de AWBZ daartoe vervangen door de Wet langdurige zorg. Deze wet is bedoeld voor kwetsbare ouderen en mensen met een beperking die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/of permanent toezicht nodig hebben. Zij zijn niet langer in staat om met ondersteuning van hun sociaal netwerk, gemeente of met verpleging en verzorging aan huis zelfstandig thuis te kunnen wonen.
Alles vormen van zorg die daarbuiten vallen worden overgeheveld (‘gedecentraliseerd’) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarvoor gemeenten als eerste verantwoordelijk zijn. Gemeenten bekijken samen met hulpbehoevende burgers wat zij zelf kunnen, of hun netwerk iets kan betekenen en of er vrijwilligers en algemene voorzieningen zijn die hen kunnen ondersteunen bij zaken als vervoer, dagbesteding en boodschappen doen. Pas als de zorgbehoefte intensiever wordt, kan een burger een beroep doen op een maatwerkvoorziening – een speciaal op het individu afgestemde bijzondere voorziening. Pas als er sprake is van zware zorgbehoefte, komt men in aanmerking voor zorg die gefinancierd wordt vanuit de Wet langdurige zorg.
Deze verschuiving komt weliswaar tegemoet aan de kritiek dat de AWBZ te veel en te snel (institutionele en dure) zorg mogelijk maakte. Maar de verschuiving zorgt ook voor de nodige onduidelijkheid. Want hoe wordt duidelijk wat voor mensen met een verstandelijke beperking de beste weg is naar een betere participatie? Kan de familie die zorg leveren? Zijn er voldoende sociale netwerken ter beschikking? Staat de samenleving er voldoende open voor? Hoe voorkom je verwaarlozing? En wie hakt daarover de knoop door?
Meerdere wettelijke regimes betekent ook onduidelijkheid over wat nu waar bij hoort. Dat geldt eens te meer voor de ondersteuning van jongeren met een verstandelijke beperking. Tot hun achttiende kunnen zij voor ondersteuning een beroep doen op de Jeugdwet, eveneens in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. Maar als ze ouder dan 18 zijn, dan moet er voor ondersteuning een andere vorm van financiering gevonden worden. Soms kan de door de gemeente gefinancierde hulp verlengd worden, in andere gevallen moet de zorg gefinancierd worden uit de WMO, waarvoor men bij een ander gemeentelijke loket moet zijn.
Een van de achterliggende ideeën van de decentralisaties was dat gemeenten in staat zouden zijn om maatwerk te leveren. Dat blijkt makkelijker op papier bedacht dan in de praktijk gebracht. Het blijkt bepaald niet gemakkelijk om op eigen kracht een weg te vinden door het woud van regelingen en financieringsvormen. Wat dat betreft zijn de beloften van de decentralisaties voor mensen met verstandelijke beperkingen niet zonder meer uitgekomen. Reden waarom er zo nu en dan al weer stemmen opklinken om de AWBZ weer in te voeren.
Publicatiedatum: 01-09-2012
Datum laatste wijziging: 11-02-2024
Auteur(s): Henk Beltman
Verwante vensters
- 1965 Marga Klompé en de Bijstandswet
- 1972 Johannes Hattinga Verschure
- 1996 Persoonsgebonden budget
- 2007 Wet maatschappelijke ondersteuning
Extra
Persoonsgebonden
budget (pgb)
Per 1 juli 1995 lanceerde Erica Terpstra,
staatssecretaris van VWS, de eerste persoonsgebonden
budgetten (pgb’s) voor de verstandelijk-
gehandicaptenzorg. Het pgb werd geïnspireerd door de
Independent Living-beweging, door Ed Roberts
(1939-1995) in de jaren zestig gesticht in Amerika.
Independent Living kreeg eind jaren tachtig ook in
Nederland een invloedrijke aanhang. In deze visie is
persoonlijke assistentie essentieel om een zelfstandig
bestaan te kunnen leiden en volwaardig deel te nemen aan
de samenleving. Pgb’s waren onder meer bedoeld voor
cliënten die ontevreden waren over de kwaliteit van zorg
die ze kregen van logge zorginstellingen. De financiering
vond plaats vanuit de AWBZ en steeds meer zorggebruikers
konden er aanspraak op maken. Einde 2011 waren er
ongeveer 139.000 pgb-gebruikers: ouderen, gehandicapten
en chronisch zieken, maar ook kinderen met bijvoorbeeld
autisme of andere psychische problemen. Zo werden uit
pgb’s nieuwe, meer persoonlijke woonvormen voor
verstandelijk gehandicapte cliënten gefinancierd. De
Thomashuizen zijn er een voorbeeld van. Wat er van de
pgb’s intact blijft is met de decentralisatie van de
grote delen van de zorg naar gemeenten onzeker. Want
tegenover de emanciperende werking vanuit het perspectief
van de zorggebruiker (baas over eigen zorg) staan de
bezwaren over oneigenlijk gebruik (gratis
vriendendiensten worden betaald) of fraudegevoeligheid
(geld krijgen voor niet-geleverde dienstverlening). Die
discussie zal op lokaal niveau zeker een vervolg krijgen.
Verder studeren
- Smit, Johan (2013), Klaas. Vijftig jaar zorg en ondersteuning voor mensen met een verstandelijke beperking. Uitgave in eigen beheer.
- Haaster, Harrie van, Mark Janssen en Agnes van Wijnen (2012), Persoonsgebonden Budget, Eigen Regie en Empowerment. Amsterdam/Eexterveen. Dit onderzoek werd financieel mogelijk gemaakt door ZonMW (Programma Disability Studies).
- Beltman, Henk (2001), Buigen of barsten? Hoofdstukken uit de geschiedenis van de zorg aan mensen met een verstandelijke handicap in Nederland 1945-2000. Groningen: Academisch proefschrift.
- Zorgverzekeraars Nederland (2012), Toekomstbeeld AWBZ. Hoe ziet de uitvoering AWBZ door zorgverzekeraars per 1 januari 2013 eruit?
Literatuur
- O'Hara, Susan (1994), Oral History Interview wit Edward V. Roberts University of California, Berkeley. Ed Roberts was Activist for Severely Disabled Students, UC Berkeley, 1962-1967 and Director, California Department of Rehabilitation, 1975-1983.
- Mans, Inge (1998), Zin der zotheid. Vijf eeuwen cultuurgeschiedenis van zotten, onnozelen en zwakzinnigen. Amsterdam: SWP.
- Klerk, Mirjam de (red.) (2007), Meedoen met beperkingen. Rapportage gehandicapten 2007. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.
- Marja Morskieft (2008), Conny Bellemaker Zelfregie is een must voor een leven als kreukel. Interview met Conny Bellemaker die al in de jaren tachtig het cliëntgebonden budget propageerde.
Links